• jellejan@jjklinkert.nl

Gedichten – 3

Gedichten – 3

Kruisiging


daar komt de kruistocht 

mannen dragen staken 
vrouwen stokken

ze schreeuwen kille verzen
om zich heen gedichten
hard als staal

voorop loopt vrouwe eenoog
ze huilt en wijst
en pakt de spijkers uit
de spijkertas

hoor ik muziek? Of is dit
het geluid van water 
op weg naar het
riool?

er is geen schaduw daar
de zon is verontwaardigd weg-
gegaan ik sta en zie

hoe zij de spijker in de palm slaat
hij haar zegent met zijn
gave hand



Falling creature


Ik alleen was 
koning van de wereld.
Ik maakte leven en ik
wees de zon haar weg.


Ik scheidde vloed van eb
en eb van vloed. 

Ik dwong elk dier van mij
te houden. Voor elke dienst
bezat ik man
of vrouw.

God zelf was bang voor mij:
hier was een mens
die zelf bepaalde
wie hij was.

Tot op die dag. Ik stapte
over de laatste drempel van mijn tijd.
Een grote leegte drong zich in mijn leven.
Zo viel ik
in de ruimte van de eeuwigheid.

Toen was ik banger nog
dan God voor mij.
Niets had ik om mij 
aan vast te klampen.

Ik bad mijn angst tot taal: waarom
heb ik U toch verlaten? U hoeft nu
niet meer bang voor mij te zijn.
U krijgt de zon, de zee, 
elk mens en dier
van mij terug. 

Maar toen besefte ik: zo eenzaam
als mijn leven is mijn dood – 
geen mens, geen hand, geen weg, geen tijd -
en was bevrijd van spijt en hoop.

Nu zal ik altijd met open ogen 
blijven vallen. Mijn val 
is eindeloos gestold
omdat ik weet:

of God er is of niets,
mij is het goed

Naar gedichten – 1

Naar gedichten – 2

Naar bundels

Terug naar Dichten